80 jaar bevrijding

Geen bevrijding voor Joseph Weiss

Toen Dick Schaap, de bekende journalist van Het Vrije Volk, in 1965 Joseph Weiss, beter bekend als orkestleider Tata Mirando, bezocht was deze zeer droevig gestemd. Dick kwam voor het eerste van een reeks interviews, die dat jaar als een feuilleton in de krant zouden gaan verschijnen. Er kwam op dat moment geen woord over zijn lippen. Hij keek naar een groepje kinderen, dat aan de rand van een modderpoel aan het spelen was. Een woonwagenkamp gelegen op een drassig stukje grond, tussen het Apeldoorns Kanaal en de “Onzalige Bossen”, zo ver als mogelijk van het centrum van Dieren. Dit om overlast te voorkomen. “Ik heb niets tegen scharenslijpers en autoslopers, maar ik hoor hier niet”. Daarna wees Weiss naar buiten; naar de woonwagens, vuilnis, modderpoelen, kijvende vrouwen, autowrakken, roestige spatborden en wielen. “Dit is nu mijn leven”. Er klonk verbittering in zijn stem toen hij eindelijk over dat leven begon te vertellen.

Weiss vertelde over zijn succesvolle optredens in Messina, op Sicilië, in Rome, Napels, München, Berlijn, Amsterdam, Scheveningen en zoveel andere steden in Europa. Over zijn zwerftochten en vriendschap met de vermaarde zigeunergitarist Django Reinhardt, een familielid van zijn vrouw. Over jazzgitaristen als Wes Montgomery, Kenny Burrell en René Thomas, die door hem geïnspireerd werden tot weergaloos spel. Dat hij gespeeld had aan de hoven van koningen, keizers, hertogen en baronnen. Na de oorlog in Arnhem speelde hij voor generaal Eisenhower. Hij wees naar de foto’s en ingelijste dankbetuigingen boven de volle schoorsteen. Foto’s van de Nederlandse koninklijke familie, dankbetuigingen van prinses Beatrix en prins Bernhard. “Daar zijn mijn zigeuners, welkom op het paleis”, zei de prins altijd. “Als zigeuner kan hij een bas laten huilen en een viool laten juichen. Daarom houdt uw gevoelige koningin Juliana van zijn spel. Er zullen nu geen wagens meer komen van het paleis om Tatta met zijn zonen Morchi, Nello, Adolf, Krisohan, Moro, Loepa en de anderen op te halen. Ik durf ze hier niet te ontvangen”, aldus Weiss.

“Er moet toch iemand zijn, die mij aan een stukje grond voor de wagens kan helpen, in de nabijheid van Arnhem. Arnhem, omdat op de begraafplaats Moscowa mijn dierbare zoon Roma is begraven. Dit kamp mag toch niet de dank zijn voor de vreugde, die ik en mijn zonen aan miljoenen in dit land met onze muziek hebben geschonken.”

In 1967 overleed Joseph Weiss, 72 jaar oud, leider van Koninklijk Zigeunerorkest Tata Mirando, op het kamp in Dieren. In 1972 werd het kamp door de gemeente ontruimd.

OORSPRONG VAN SINTI EN ROMA   Zigeuners, woonwagenbewoners, Sinti en Roma werden en worden nog vaak als één en dezelfde groep mensen gezien. Lalla Weiss is een kleindochter van Joseph Weiss en de woordvoerder/activiste van de Roma en Sinti gemeenschap in Nederland. Woonwagenbewoners zijn veelal Europeanen die een ‘zwervend bestaan’ hebben. De voorouders werkten vaak als losse arbeiders in het veen of als seizoenarbeiders op het land. Vaak waren ze actief als scharenslijper, handelaars in vodden en schroot. Sinti en Roma komen uit India, het gebied van de Indus, Ganges en de Sinthu. Het waren muzikanten, acrobaten, dansers, slangenbezweerders, smeden en koperslagers. Er is een bewaard gebleven bericht van de dichter Ferdousi, dat de Perzische koning Bahram in de vijfde eeuw na Christus 10.000 muzikanten (Luri) uit India liet overkomen, om zijn volk wat verstrooiing te bezorgen. Later zijn ze verder naar Europa getrokken. De Sinti woonden voornamelijk in het westen van Europa en de Roma in het oosten en de Balkan. De geschiedenis van de Roma en Sinti is nooit opgeschreven. Alles is mondeling van generatie op generatie doorgegeven. De familie Weiss is via Hongarije naar Duitsland en uiteindelijk naar Nederland gekomen.

De ‘eerste Tata’ was de grootvader van Joseph. Tata betekent ‘pappa’, hij was de eerste violist, de primas van het orkest. Samen met zijn vader en zijn vijf broers en hun gezinsleden trokken ze heel Europa door met hun wagens, getrokken door paarden, maar vaker nog met de trein. Ze traden vaak op voor ambassades en waren veelgevraagd. Een feest was niet geslaagd als er geen zigeunerorkest speelde. Het orkest van Tata Mirando speelde met name muziek met invloeden van Hongarije en de Balkan. Dit kon per zigeunerorkest verschillen. Sommige hadden ook Spaanse en Franse invloeden in hun repertoire, afhankelijk van waar ze een langere periode hebben doorgebracht.

Duitsland, was aanvankelijk mild voor de zigeuners. Maar door de opkomst van het nationalisme werden de ‘Hongaarse’ zigeuners steeds meer in hun vrijheid beperkt. Reden voor de grootvader en de vader van Joseph om zich tot Duitser te laten naturaliseren. Gezien zijn gevorderde trok de grootvader niet langer rond maar ging in München wonen. Nadeel van deze naturalisatie was dat Joseph tijdens de Eerste Wereldoorlog voor de keizer moest vechten, ze waren immers Duitsers. Wonder boven wonder overleefde hij zonder problemen de oorlog. De vader van Joseph was inmiddels de primas van het orkest.

JOSEPH EN BALWINA   Enkele jaren voor de Eerste Wereldoorlog had Joseph kennisgemaakt met Balwina Reinhardt. Balwina was geboren in Stettin, een plaats op de Duits-Poolse grens. Ook de Reinhardts waren Sinti en beide families kenden elkaar al lang. Beiden waren al enkele jaren verliefd op elkaar. Bij zigeuners is het de gewoonte om ‘weg te lopen’, zeg maar ‘schaken’ (zonder toestemming wegvoeren van een vrouw, met de bedoeling om met haar te gaan samenwonen of trouwen.). Als het meisje voldoende sieraden heeft verzameld, gaat het jonge stel, meestal tot ongenoegen van de ouders, ‘weg’. Ook Joseph en Balwina vertrokken samen naar Nederland. Bij Kleef passeerden ze de grens en ze gingen naar familie in de buurt van Rotterdam. Ze gingen ook naar nederland omdat het klimaat in Duitsland na de Eerste Wereldoorlog, met name voor de zigeuners, steeds grimmiger begon te worden. In Nederland kocht het jonge stel van de sieraden van Balwina een wagen en een paardje en ze trokken hiermee rond.

Ondanks de opkomst van het nationalisme en later het nationaalsocialisme was er veel werk voor het orkest van Tata Mirando. Ze traden op in grote, uitverkochte zalen, kregen verschillende onderscheidingen en waren begin jaren dertig succesvol en veelgevraagd. Toch was Joseph bang voor zijn gezin met inmiddels tien kinderen. Mensen verdwenen, vrienden waar niemand van wist waar ze waren gebleven. Het gezin van Joseph verbleef op dat moment in Aken en speelde daar de laatste serenade, toen drie mannen van de SA zijn viool kapot trapten en hem in zijn gezicht sloegen, ‘Zigeunerhund’ roepend. Ternauwernood kon het gezin in 1936 naar Nederland ontsnappen met achterlating van alle spullen en muziekinstrumenten.

DE TWEEDE WERELDOORLOG   In Nederland kwamen ze in contact met de vader van circuseigenaar Toni Boltini, die ondanks zijn Duitsgezindheid vriendelijk was voor de familie Weiss. Boltini had een variété-theater, waarmee hij kermissen afging. Het orkest van Tata Mirando had weer werk en trad ook op voor de Nederlandse radio.

Maar op 10 mei 1940 was alles afgelopen. Vluchten konden ze niet meer en een diepzwarte tijd brak aan. Ze trokken zich terug op een kamp in Dieren. Zijn broer Heinrich leefde met zijn vrouw en kinderen in Den Haag. Er brak een periode aan waarbij zigeuners te maken kregen met steeds meer restricties. Ze mochten niet meer rondtrekken, de wielen moesten van de wagens gehaald worden. Paarden en wagens werden in beslag genomen. Joseph kwam al snel in contact met het verzet. Hij kreeg onderduikers en transporteerde wapens. Zijn oudere zoons speelden in het Circus van Toni Boltini, tot het ook in Dieren te gevaarlijk werd. Weiss vertelt over wat daarna gebeurde: “Met de kleintjes zijn mamma en ik naar Arnhem getrokken. In de Koningstraat stond een muziekwinkel leeg. Er hadden Joodse mensen in gewoond. Dat herinner ik me tenminste. Het kan best zijn dat het niet waar is, maar die winkel stond leeg. Aan de overkant stond nog een muziekwinkel. De eigenaar ervan konden we vertrouwen. Bij hem heb ik een aantal kostbare instrumenten gebracht. We waren geen musici meer. De naam Mirando was taboe. Ik moest Mamma en de kinderen voortdurend zeggen dat ze niet meer mochten reageren op de naam Mirando. Onze naam is Weiss. We zijn Zwitsers en wonen als bouwers en reparateurs van violen en bassen reeds twintig jaar in Nederland.”

Op een dag ging de winkelbel. Joseph slofte naar de toonbank, waar een Duitse officier voor de toonbank stond. Hij had een oude viool bij zich, een prachtig instrument, een echte Joseph Gagliano uit Napoli. Daar moest wel veel aan gedaan worden, wilde hij weer in orde komen.

“Dat is een mooie viool” zei ik tegen de officier”. Hij knikte nogal verstrooid en keek strak naar het litteken op mijn linkerwang. “U bent toch Mirando de Zigeunerbaron uit Aken,” zei hij tot mijn grote schrik. “Ik kom uit Aken. Voor de oorlog heb ik u daar horen spelen.”

“Ik ken Mirando niet”, zei ik vlug. “Ik heet Weiss, Joseph Weiss en kom uit Zwitserland.”

De Duitser begon te lachen. “U bent die Zigeunerbaron, ik weet het zeker. Wees maar niet bang, ik zeg toch niets. Joseph Weiss, Zwitser, dat klinkt niet gek. Maakt u mijn viool maar in orde. Ik stuur u meer klanten als u goed werk levert.”

“Natuurlijk maak ik uw viool. Het is een prachtig instrument, een echte Gagliano uit Napoli, weet u dat wel? Hij is helaas erg beschadigd. U moet hem eerst nog eens goed bekijken voordat ik hem repareer. Straks zult u hem niet meer herkennen.”

“Hij liet de Gagliano bij mij achter. Ik heb met plezier aan de viool gewerkt. Hij werd erg mooi. Er zat een prachtige klank in. De Duitser sloeg van verbazing zijn handen ineen toen hij de viool terugzag.” “Is dat mijn viool?” vroeg hij. “Ik heb het u toch gezegd. U zult hem niet meer herkennen. Bekijkt u hem maar eens goed. Ik wil niet dat u later zegt, dat ik u een andere viool heb gegeven.”

“U bent dus toch de Zigeunerbaron uit Aken”, antwoordde hij. “Wat ben ik u schuldig?” vroeg de Duitser zakelijk. “Tweehonderd gulden.” Hij vond dat veel te weinig en wilde me vijfhonderd gulden geven. Ik weigerde beslist om ze aan te pakken. “Tweehonderd gulden en geen cent meer. Ik heb met plezier aan die viool gewerkt’.” Zo blij als een kind vertrok de Duitser met de viool. Hij heeft ons niet verraden. Ik kreeg zelfs meer werk door hem. Er kwamen andere Duitsers met violen. Ik vond dat natuurlijk niet zo leuk, maar we moesten eten en eveneens proberen om ons, als vogelvrije zigeuners, door de oorlog te slaan. Veel keus had je niet.

“Wie heeft jullie gestuurd?” polste ik voorzichtig de soldaten. “Een officier van ons. Mensch die kerel is ‘verrückt’ van uw werk. Hij speelt de hele dag op zijn Gagliano. In de Koningsstraat woont een Zwitser, Weiss heet ‘ie, dat is nog een echte vakman.”

VERVOLGING   Ook het verblijf in de Koningsstraat was maar van korte duur. Er vielen bommen op Arnhem, de winkel en het huis werden geraakt. Het gezin vluchtte naar Doetinchem. De grote zonen van Joseph werden opgepakt en naar Westerbork getransporteerd. Toni Boltini heeft ze daar weg kunnen halen. Het orkest, “De Zwarte Raven”,  was een belangrijk onderdeel van het circus en ze moesten regelmatig optreden voor de Wehrmacht. Voor de broers van Joseph, Heinrich en Franz en hun gezinsleden, kwam de hulp te laat. Ze waren al op transport naar Auschwitz in Polen. Joseph en zijn gezin werden in Doetinchem opgepakt, maar doordat hun trein ontspoorde, werd hun deportatie opgehouden. Het gezin werd in de Kruisberg gevangen gezet. De Kruisberg was een gevangenis van de Sicherheitsdienst. Toen Toni Boltini van de arrestatie in Doetinchem hoorde is hij naar de Kruisberg gegaan en heeft daar, gestoken in een uniform van een Duits officier, een scène opgevoerd. Toen de bewaking van de Kruisberg daarop belde met Arnhem, om te verifiëren of dit allemaal wel klopte, kregen ze toevalig de officier van de gerepareerde Gagliano viool aan de lijn. Hij bulderde door de telefoon dat ze een enorme stommiteit hadden begaan. Door Hongaarse burgers, artiesten met zuiver Arisch bloed, die ‘verdammt noch mal’ regelmatig voor de Duitsers optreden, te arresteren. “Sofort entlassen”. Het gezin is na dit hachelijke avontuur via enkele omzwervingen in Amsterdam aangekomen en weer ondergedoken. Hier hebben ze uiteindelijk de bevrijding afgewacht.

GEEN BEVRIJDING VOOR DE SINTI EN ROMA   Lalla Weiss, haar echte naam is eigenlijk Zielwa, ‘meisje uit het bos’. Omdat haar oudere gehandicapte broer dit niet kon uitspreken, werd het Lalla. Ze is al decennialang de woordvoerder van de Sinti en Roma in Nederland. Haar werk heeft uiteindelijk veel bijgedragen aan een beter beeld van de Roma en Sinti gedurende deze duistere jaren. Het geluk van Joseph en zijn gezin is uitzonderlijk en maar weinigen gegund. De meesten zijn vermoord. Lalla Weiss: ‘’Roma en Sinti werden door Nederlandse politieagenten opgepakt, gemeenten hebben daaraan meegewerkt. Toen mensen van de Roma en Sinti-gemeenschap terugkwamen uit concentratiekampen of onderduikadressen, zagen ze dat de mensen die hen hadden verraden opgeklommen waren op de maatschappelijke ladder. Roma en Sinti zijn zich gaan terugtrekken in wagens aan de bosrand. Over de oorlog werd niet gesproken.’’

‘’Ik heb veel meegekregen over de oorlog, maar als kind had ik nog nooit gehoord over de vervolging van Roma en Sinti tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ik had alleen gehoord over de Jodenvervolging. Aan mijn moeders kant zijn er vierentwintig familieleden vermoord en aan mijn vaders kant tweeëntwintig. Bij ons thuis brandden er altijd kaarsjes bij foto’s van overledenen. Ik kan me niet herinneren dat we als kind de bevrijding vierden. ‘Ze hebben ons niet bevrijd’, zei mijn vader. De discriminatie ging gewoon door na de oorlog.”
“Er ontstond verbittering. Met name bij de ouderen. In 1994 mochten we voor het eerst een krans leggen op de Dam tijdens de Dodenherdenking. Mijn vader was getraumatiseerd door de oorlog. Op de Dam stonden allemaal soldaten. Mijn vader sloeg dicht. Hij vroeg zich af: hoe kan ik hier mijn doden eren met zoveel soldaten? Hij heeft de jaren daarop kransen gelegd, maar kon het op een gegeven moment niet meer opbrengen. Er wordt sporadisch gesproken over wat er gebeurd is met de Roma en Sinti tijdens de oorlog. Ook vanuit de Roma en Sinti zelf moet er meer openheid komen, zodat hun verhalen gedeeld worden en bekendheid krijgen in Nederland. Jacques Grishaver is de man die de Roma en Sinti-gemeenschap blijft benoemen in onder andere de media. Jacques is voorzitter van het Nederlands Auschwitz Comité en initiatiefnemer van het Holocaust Namenmonument in Amsterdam. Wij hebben veel steun aan hem en daarom wil ik zijn naam graag benoemen. Hij heeft mij destijds ook advies gegeven tijdens het proces van de naoorlogse compensatie. De bekende dertig miljoen gulden.”

Pas in 1999 werden de Sinti en Roma als oorlogsslachtoffer erkend en in 2000 kregen ze dertig miljoen gulden als vergoeding toegewezen.

Met dank aan Lalla Weiss

afb. 2 Lalla (Wiesla) Weiss (Foto familie Weiss).

BRONNEN:
Tata Mirando, een zigeunerleven, door Dick Schaap (Feuilleton in Het Vrije Volk van 1965 (Delpher)
Ik ben Toni Boltini, door Toni Boltini (memoires).
‘Ik heb beloofd te vertellen wat er met onze mensen is gebeurd’, interview met Lalla Weiss door Judith van Dijk-Besters voor de Evangelische Omroep.
En men noemde hen zigeuners, De geschiedenis van Kaldarasch, Ursari, Lowara en Sinti in Nederland (1750-1944), Leo Lucassen, 1990. ISBN 90-6861-055-4.
– Digitaal Archief Kamp Westerbork.
Sinti en Roma. Gevangen in de schaduw van herinneringen, Karel Kreuning (Kamp Amersfoort).
– Documentaires van Bob Entrop over de cultuur van Roma en Sinti.

Via deze link kun u de films van Bob Entrop bekijken.

Afb. 1 Orkest Tata Mirando. Joseph staat rechts achter. Zijn vader ‘Tata’ is de tweede van links vooraan (Foto familie Weiss)

afb. 3 Het woonwagenkamp aan de Handelskade (foto Graafschapbode)

Graafschap-Bode 4-6-1929

Het nieuwe woonwagenkamp in het z.g. „Kattennest” te Doetinchem.

Een aan het oog onttrokken, verscholen ligt tusschen de hóóg opgaande dennen van „Kattennest” aan den straatweg naar Zelhem. Het verschil, in omgeving tusschen het oude en het nieuwe kamp is wel opmerkelijk gróót, als men bedenkt, dat de kampeerplaats aan de veelal drukke „Handelskade” aan den Oude-IJssel verwisseld is met een eenzaam, rustig gelegen zandplateau in omlijsting van zacht ruischende dennen. Er zullen stellig weinig woonwagenkampen in ons land worden, aangetroffen, die zoo idyllisch gelegen zijn en zoo doelmatig zijn ingericht. Een lommerrijke, goed bevloerde „oprijlaan”, afgezet met forsche betonnen palen en hoogopgaand rasterwerk geeft toegang tot het nieuwe kamp, waardoor het Gemeentebestuur voor een passende accommodatie is gezorgd. Het kamp is geheel met steenen bevloerd, van een ruime, doelmatige van beton en steenen opgetrokken paardenstal voorzien, terwijl een haast monumentale steenen pomp voor uitstekend drinkwater zorgt. We maakten een praatje met bewoners, die gaarne toegaven, dat de inrichting, van het kamp prima kon heeten, maar zoo’ vertelde men ons, dit kamp heeft toch ook zijn bezwaren: „Het ligt te ver van de stad en dan…. die vuilnisbelt met slacht-, huisafval en andere stank verspreidende zaken. Als de wind er op staat, meneer, is het hier niet te houden. Dan kun je er geen eten doorkrijgen. “Als de gemeente dat nou eens kon veranderen.” Overigens was men vol lof over de inrichting.

Laatste berichten:

nieuws via uw inbox